1.DE SCHIETBANEN.

  1. De schietbanen zijn ingericht volgens het schietreglement van de Nationale Unie der Kruisboogschutters van België. De afstand bedraagt 20 of 6 meter.
    1. De schietbanen staan ter beschikking van de leden op de dagen en uren dat het gildelokaal geopend is en de Eed het gebruik van de schietbanen toestaat.
    1. Om geldig te schieten dient er minstens één Doelmeester of een door de Doelmeesters daartoe aangewezen Confreer of gildelid aanwezig te zijn.
    1. Het onderhoud van de schietbanen is voorbehouden aan de personen die hiervoor door de Eed zijn aangesteld.

2.HET BLAZOEN.

2.1 Er wordt geschoten op het blazoen zoals aangenomen door de Nationale Unie der    

      Kruisboogschutters van België. Op heden is dit een wit vierkant met in het midden een     

      zwarte roos van 30 mm met een waarde van 10 punten, omgeven door fijne

      concentrische ringen van 15 mm.

2.2 Het rechthoekig houten of metalen blok, waarop het blazoen bevestigd wordt, heeft een 

      zijde van 30 cm.

3.HET WAPEN.

3.1 Naargelang de aard van de schietingen dient een onderscheid gemaakt te worden

      tussen de verschillende kruisbogen.

3.2 6 meter- 10 meter : Alle traditioneel gebouwde horizontale balans- of kolfbogen zijn

      toegelaten mits in acht name van volgende regels : het wapen mag niet met een diopter

      uitgerust zijn ; enkel een volle korrel of staafje (eventueel lichtgevend) of een doorboord

      plaatje van maximum 2 mm dikte zijn toegelaten.

3.3 10 meter – 20 meter : Alle traditioneel gebouwde horizontale balans- of kolfbogen zijn

      toegelaten mits in acht name van volgende regels : vizier naar goeddunken : diopter of

      open vizier en eventueel een tunnel doch geen optische instrumenten. De buik van de pijl

      mag niet zichtbaar zijn door de diopter. Correctielenzen voor de ogen mogen niet op het

      wapen worden aangebracht, maar het is wel toegelaten deze als brilglazen te dragen.

      Niet-corrigerende getinte lenzen zijn wel op het wapen toegelaten, maar zij moeten zo

      bevestigd worden dat ze op ieder tijdstip door de wedstrijdleiding kunnen nagezien

      worden.

3.4 De maximum vizierlengte bedraagt 90 cm, te meten van de niet gespannen pees tot aan

      de vizierkorrel.

3.5 Een waterpas of slee is niet toegelaten.

3.6 Een eenvoudige of tweevoudige trekker of versneller is toegelaten.

3.7 De pijl moet scherp zijn en op een lengte van minimum 30 mm conisch zijn. De vorm van

      de punt moet een eenduidige uitmaak van de geschoten pijl mogelijk maken. Er mag

      geen enkel merkteken op de pijl aangebracht worden dat als doel heeft het bepalen van

      de richtlijn gemakkelijker te maken.

3.8 Er mag geen enkel merkteken op het wapen aangebracht worden dat als doel heeft het

      richten gemakkelijker te maken.

4.DE KLEDIJ.

4.1 Het wapen moet volledig zichtbaar zijn en de kledij mag het wapen zelfs niet deels

      onzichtbaar maken.

4.2 De kledij van de schutter moet steeds een controle van de wijze van aanleggen mogelijk

      maken zonder dat de schutter tijdens het schieten daardoor gehinderd wordt.

4.3 Specifieke schietkledij moet voldoen aan de voorschriften van de IAU, die momenteel op

      haar beurt verwijst naar de voorschriften van de Internationale Schietsportfederatie of

     ISSF (www.issf-sports.org).

5.DE HOUDING.

5.1 Er wordt steeds in staande houding geschoten. De schutter zal als enige steun zijn

      lichaam hebben en moet duidelijk vrij staan van elk ander steunpunt.

5.2 De Doelmeesters kunnen uitzonderingen voorzien voor mindervaliden of voor leden

      ouder dan 80 jaar. De Doelmeesters beslissen autonoom en zonder mogelijkheid van

      ver haal.

5.3 De voorste voet mag niet meer dan 30 cm voorbij de afstandsgrens staan.

6.DE HELPER.

6.1 De schutter mag slechts geholpen worden voor wat betreft het opspannen en het op de

      schouder leggen van het wapen.

6.2 De helper mag de pijl niet op het wapen leggen.

6.3 Nadat het wapen op de schouder is gelegd, moet de helper onmiddellijk achter de

      schutter gaan staan.

6.4 De helper mag de schutter tijdens het schieten geen raad geven of beïnvloeden.

7.DE REEKS.

7.1 Er wordt geschoten per reeks van 6 schoten. De schoten worden door de schutter

      genummerd van 1 tot en met 6.

7.2 Om een reeks te schieten dient men zich vooraf aan te melden bij de doelmeester van

      dienst of diens plaatsvervanger.

7.3 Vooraleer de eerste reeks geschoten wordt heeft de schutter het recht om drie

      proefschoten te lossen.

7.4 Wanneer bij een prijsschieting na het beëindigen van de schieting kampschoten moeten

      gegeven worden, heeft de schutter het recht om opnieuw één proefschot te lossen. Het

      zesde geschoten genummerde schot kan door de Doelmeester van dienst ook als een

      kampschot aangeduid worden.

7.5 Wanneer andere schutters hun beurt afwachten om in de schietbaan te komen, mogen er

      niet meer dan twee reeksen geschoten worden. Bij prijsschietingen mag slechts één

      reeks geschoten worden, tot wanneer alle deelnemers aan de prijsschieting hun beurt

      gehad hebben.

7.6 De schutter begeeft zich naar de schietstand op verzoek van de Doelmeester van dienst.

      Het negeren van deze oproep geeft onherroepelijk aanleiding tot niet-deelname aan de

      prijsschieting.

7.7 De inleg voor één reeks wordt ieder jaar bepaald door de Eed.

7.8 Er wordt geschoten op genummerde blazoenen en de Doelmeester van dienst vermeldt

      bovenaan links de naam en het lidnummer van de schutter.

7.9 Voor een reeks gebruikt men twee blazoenen waarop telkens drie schoten worden

      gelost. Na het geven van de drie schoten op het blazoen wordt dit onmiddellijk afgegeven

      aan de Doelmeester van dienst.

7.10 Een begonnen reeks moet beëindigd worden. Indien een schutter om dringende

      redenen, zoals een ongeval, ongesteldheid of oproep van buiten het gildelokaal, zijn

      reeks niet kan afwerken, blijven de gegeven schoten geldig. De resterende schoten

      van de reeks moeten bij een eerstvolgende gelegenheid alsnog gegeven worden, zodat

      de reeks kan afgewerkt worden.

7.11 Bij elke verandering van blazoen dient de schutter de inslag van zijn pijl te dichten en de

      plastische stof vlak of licht bolvormig te slaan, zodat het blazoen de ganse oppervlakte

      raakt. Ook na het beëindigen van de reeks dient dit te gebeuren.

8.INLEG VOOR DE SCHIETING.

8.1 Het bedrag van de inleg om deel te nemen aan de schieting wordt ieder jaar bepaald

      door de Eed.

8.2 Het bedrag van de inleg wordt verrekend via de barrekening van de schutter. Andere

      vormen van betaling worden niet toegelaten.

8.3 Alle gebruikte blazoenen bij de schietingen hebben een volgnummer en zijn in het boek

      der schietingen genoteerd. Eens ingeschreven in dat register dient men te schieten.

      Annulatie is niet meer mogelijk. Schutters, die zich voor de schieting hebben

      ingeschreven bij de Doelmeester van dienst en daarna beslissen om toch niet te

      schieten, krijgen voor hun twee ongebruikte blazoenen vijftien punten per blazoen en

      wordt het bedrag van de inleg op de barrekening geplaatst.

9.HET WAPENDEFECT.

9.1  Bij duidelijk of vermeend wapendefect moet de schutter onmiddellijk de Doelmeester van

       dienst verwittigen.

9.2  De schoten, die op dat ogenblik reeds gegeven werden, zijn geldig.

9.3  Schutter, die zich bij de Doelmeester van dienst heeft ingeschreven en door het

       wapendefect niet kan schieten, mag ter vervanging gratis een gildeboog gebruiken.

       Indien de schutter beslist om geen gebruik te maken van een gildeboog en dus niet te

       schieten, krijgt hij voor de twee niet gebruikte, maar ingeschreven blazoenen, vijftien

       punten per blazoen toegekend en wordt het inschrijvingsgeld voor die schieting op de

       barrekening gevoegd.

9.4  Bij vastgesteld defect mag de reeks onderbroken worden en bekomt de schutter na

       herstelling of eventuele verandering van boog drie nieuwe proefschoten.

9.5  Indien het defect zich voordoet tijdens de proefschoten mag de schutter zijn

       proefschoten hernemen.

9.6  Bij onzichtbaar defect, dat evenwel niet als een defect zal erkend worden, moet de reeks

       zonder bijkomende proefschoten verdergezet worden. Het staat de schutter vrij om van

       wapen te veranderen.

10.DE PUNTEN.

10.1  De uitmaak van de punten geschiedt achteraf door een Doelmeester of een Confreer of

         gildelid die hiervoor werd aangesteld door de Eed. De toegekende punten worden

         daarna gecontroleerd door een tweede Doelmeester of Confreer of gildelid die hiervoor

         werd aangesteld door de Eed. Deze dient het resultaat met paraaf te valideren.

10.2  Het inslagpunt van de pijl bepaalt de waarde van het schot. Wanneer de punt van de

         pijl juist op een lijn inslaat wordt voordeel aan de schutter toegekend.

10.3  Een pijl, geschoten op een verkeerd blazoen, is een ongeldig schot. Vooraleer de pijl te

         trekken moet de schutter de Doelmeester van dienst verwittigen. De schutter mag ter

         vervanging een nieuw schot geven.

10.4  Wanneer een pijl buiten de buitenste ring van het blazoen terecht komt moet de

         schutter de Doelmeester van dienst verwittigen. Dit is een geldig schot met de waarde

         van 5 punten.

10.5  Nadat de blazoenen uitgemaakt en geparafeerd zijn, worden de resultaten per blazoen

         ingeschreven in het dagboek van de gewone schietingen.

 

10.6  Iedere schutter mag zijn eigen blazoenen nazien, de toegekende punten aanvechten

         en ter beoordeling voorleggen aan de aanwezige Doelmeesters, of bij afwezigheid van

         de Doelmeesters, aan een lid van de Eed. Tegen het oordeel van de Doelmeesters of

         het lid van de Eed is geen verhaal mogelijk.

10.7  Indien een schutter een schot te veel heeft gelost, wordt het hoogste punt van dat         

         blazoen geannuleerd, ook indien schoten niet genummerd zijn

11.DE GILDEBOGEN.

11.1  Er kan geschoten worden met de wapens die eigendom zijn van de Gilde. Hiervoor

         dient men de toestemming te vragen aan de Doelmeesters. Schade, herstelling, breuk

         van de pijl en mogelijke andere vormen van schade, voor zover dit geen normale

         slijtage is, of voor zover de schade niet het gevolg is van een fout in hoofde van de

         schutter, dienen door de schutter vergoed te worden. De schutter betaalt vooraf een

         waarborg, vast te stelen door de Eed.

11.2  Gildebogen kunnen in exclusiviteit aan één of meerdere schutters toegewezen worden.

         Deze bogen dienen door de gebruiker volledig in goede staat van onderhoud gehouden

         te worden. Op vraag van de Doelmeesters kan de Eed het exclusieve gebruik

         opheffen.

11.3  De hangplaats van de bogen wordt bepaald door de Doelmeesters en dit in functie van

         het schietgedrag van de eigenaar. Bogen, die reeds geruime tijd niet meer gehanteerd

         worden, worden door de Doelmeesters op een andere minder gunstige hangplaats

         gebracht ten voordele van bogen, die wél regelmatig gehanteerd worden.

12.DE PRIJSSCHIETINGEN.

12.1  Voor de Koningsschieting geldt een bijzondere regeling en procedure, die nader wordt

         omschreven in artikel 8 van het intern reglement.

12.2  Voor de prijsschietingen, aangeboden door leden of ereleden, kan of kunnen de

         prijsschenkers een bepaald reglement voorstellen. Dit voorstel moet minstens veertien

         dagen voor de dag van de schieting aan de Doelmeesters voorgelegd worden.

        De Doelmeesters beslissen autonoom of het voorstel dan niet wordt aanvaard. Indien er

        geen reglement wordt voorgesteld beslissen de Doelmeesters zelf.

12.3 De prijswinnaars moeten aanwezig zijn bij de prijsuitreiking als ze aanspraak willen

        maken op hun prijs. Bij afwezigheid van de prijswinnaar gaat de prijs naar de

        eerstvolgende schutter in de rangschikking.

13.SANCTIES

13.1  Schutters en andere personen in de schietstand of in de schietzaal, die de schutters

         storen, kunnen door de Doelmeesters verzocht worden om de schietstand of schietzaal

         te verlaten. De schutter, die zich daartoe bezondigt, kan uitgesloten worden voor de

         reeks waarmee hij bezig is en wordt zijn inleg verbeurd verklaard.

13.2  Niemand mag een reeks schieten op de naam van iemand anders. Indien dit toch

         gebeurt zullen de Doelmeesters aan de Eed voorstellen om zowel de schutter als de

         naamverlener een sanctie op te leggen conform artikel 13 van het intern reglement.

13.3  Wie op twee blazoenen tegelijk schiet moet het tweede blazoen opnieuw schieten en

         wordt hij gesanctioneerd met een aftrek van drie punten.

13.4  Aan personen, die door de Doelmeesters niet in staat worden geacht om te schieten,

         wordt de toegang tot de schietstand ontzegd.

13.5  Schutters moeten de nodige veiligheid in acht nemen teneinde ongevallen te

         voorkomen, zowel voor zichzelf als voor derden. Na verwittiging en herhaling kunnen

         de Doelmeesters aan de schutter de toegang van de schietstand ontzeggen en aan de

         Eed voorstellen om een sanctie op te leggen conform artikel 13 van het intern

         reglement.

13.6  Doping of andere middelen, die op een kunstmatige wijze bedoeld zijn om de prestaties

         te verhogen, zijn verboden. Wie deze regel overtreedt kan een sanctie opgelegd krijgen

         door de Eed conform artikel 13 van het intern regelement.

13.7  Wanneer vastgesteld wordt dat een schutter bedrog pleegt of oneerlijk handelt in de

         schietbaan, zal dit discreet medegedeeld worden aan de Doelmeesters en/of aan de

         Euverdeken. De Eed zal daarna beslissen over te eventuele sanctie conform artikel 13

         van het intern reglement.

14.ERELEDEN, KANDIDAAT-LEDEN EN BEZOEKERS.

14.1   Met ereleden wordt bedoeld de ereleden, die geen gewoon of toegetreden lid zijn

          van de gilde. Zij kunnen niet deelnemen aan de gewone schietingen noch aan de

          Koningsschieting. Zij mogen wél, mits betaling, een reeks schieten.

14.2   Kandidaat-leden mogen deelnemen aan de gewone schietingen, maar mogen niet

          deelnemen aan de Koningsschieting noch aan de Challenge van de Eed.

14.3   Er wordt aan bezoekers toegestaan om onder hun eigen verantwoordelijkheid en

          onder begeleiding van hun uitnodigende gastheer of van een andere gildebroeder

          enkele schoten te lossen en voor zover dit de gewone gang van verloop van de

          schieting niet in het gedrang brengt.

15.DE GESCHILLEN.

Alle situaties en gebeurtenissen, die in dit reglement niet voorzien zijn, worden beslecht door de Doelmeesters. Tegen de beslissing van de Doelmeesters kan hoger beroep aangetekend worden bij de Eed.